Geef jonge kinderen die vaak last hebben van luchtweginfecties rundvlees en volle zuivel, adviseert de Nederlandse kinderarts Ellen van der Gaag. Het bewijs voor het nut daarvan is zwak.
‘Kleuters die vaak verkouden zijn, eten best rundvlees en volle zuivel.’ Verschillende media pakten uit met het advies van de Nederlandse kinderarts Ellen van der Gaag (Universiteit Twente). Van der Gaag onderzocht 118 kinderen van één tot vier jaar oud, die geregeld last hadden van luchtweginfecties. Ze deelde de kinderen op in twee groepen. De ouders van één groep kinderen kreeg het advies om drie keer per week 60 gram rundvlees op het menu te zetten en vijf keer per week groene groenten – die in de mediabelangstelling vreemd genoeg wat ondergesneeuwd raakten. De kinderen kregen daarnaast dagelijks 300 milliliter volle melk en boter op de boterham ‘voorgeschreven’. De controlegroep at gewoon zoals ze dat altijd hadden gedaan.
De kinderen die anders waren gaan eten, hadden gemiddeld iets minder dan vijf (4,8) dagen per maand last van symptomen. In de controlegroep waren dat 7,7 dagen. Het aantal infecties dat de kinderen doormaakten verschilde niet significant. In de groep die dieetadvies kreeg, lag zowel het aantal doktersbezoeken als het antibioticagebruik lager. Rechtvaardigt dat de conclusie dat rundvlees, volle zuivel en groene groenten de (kleuter)weerstand boosten?
Beperkingen
De studie heeft enkele beperkingen. Ze was – uiteraard – niet geblindeerd: je kan mensen niet anders laten eten zonder dat ze dat merken. De ouders, zich ervan bewust dat hun kind op een gezondheidsbevorderend dieet stond, waren tegelijk verantwoordelijk voor het bijhouden van het aantal dagen dat hun kind last had van een luchtweginfectie. ‘Het is niet uit te sluiten dat ze daardoor minder geneigd waren te besluiten dat hun kind ziek was’, zegt de Nederlandse emeritus-hoogleraar Voedingsleer Martijn Katan (Vrije Universiteit Amsterdam). De onderzoekers vermelden zelf dat het mogelijk is dat de ouders minder snel naar de dokter stapten en minder geneigd waren om op het voorschrijven van antibiotica aan te sturen, omdat ze wisten dat hun kind in de ‘behandelde’ groep zat.
‘De omvang van de studie is vrij beperkt, zeker wanneer je ziet hoe sterk het aantal infecties en dagen met symptomen kan variëren’, merkt voedingsdeskundige Christophe Matthys (KU Leuven) op. Matthys wijst er verder op dat de kinderen in de controlegroep iets kleiner en minder zwaar zijn. ‘De verschillen zijn niet groot, maar voor kinderen kan dit wel een rol spelen.’
‘Het immuunsysteem is veel te gecompliceerd om te kunnen zeggen hoe bepaalde onderdelen zouden moeten veranderen om ons beter te beschermen’
De onderzoekers volgden de kinderen zes maanden en stelden het verschil in het aantal dagen met symptomen vast in de laatste drie maanden van de studie. Omdat ze ervan uitgaan dat er wat vertraging op het effect van voeding op het immuunsysteem zit, geven de ze in de paper aan. Het aantal ziektedagen in de laatste drie maanden is het zogenoemde ‘primaire eindpunt’, de belangrijkste parameter die de wetenschappers willen onderzoeken. Maar toen de onderzoekers hun studie registreerden, gaven ze enkel aan dat ze naar het aantal dagen per maand zouden kijken. ‘Dan moet je dat voor de hele studieperiode doen, dus voor de volle zes maanden’, zegt Katan. ‘Anders rijst de verdenking van datamanipulatie.’ Het op voorhand registreren van klinische studies is onder meer ingevoerd om te vermijden dat wetenschappers tijdens het onderzoek de eindpunten zouden veranderen. De verschillen in doktersbezoek en antibioticagebruik worden dan weer wel voor de volledige periode van zes maanden gerapporteerd. Volgens Van der Gaag is er van selectieve rapportering geen sprake. ‘We hebben dit van tevoren bedacht. We hebben het niet bij de registratie vermeld, maar wel in onze aanvraag bij de ethische commissie (die een goedkeuring moet geven voor klinische studies, red.).’
Bloedwaarden
Om een eventueel effect op het immuunsysteem op het spoor te komen, namen de onderzoekers ook bloedstalen. Ze keken onder meer naar de hoeveelheid zink, hemoglobine, witte bloedcellen, antilichamen en C-reactief proteïne (CRP) – een merker voor ontsteking. Enkel het CRP-gehalte verschilde tussen de twee groepen. De onderzoekers geven zelf aan dat de klinische relevantie daarvan onduidelijk is, omdat het sowieso om lage gehaltes gaat. Volgens Van der Gaag was dat te verwachten. ‘Het is moeilijk om tekorten als gevolg van deficiënte diëten aan te tonen. Het effect zit waarschijnlijk ook in andere dingen, zoals de voedselmatrix (de combinatie van voedingsstoffen in een voedingsmiddel, red.), fytochemicaliën en het aanvullen van vetten en eiwitten. Dat kan je niet rechtstreeks met een bloedonderzoek aantonen.’
‘Het immuunsysteem is veel te gecompliceerd om te kunnen zeggen hoe bepaalde onderdelen zouden moeten veranderen om ons beter te beschermen’, zegt Katan. ‘Deze studie laat de getrokken conclusies niet toe.’
‘Ik mis een achterliggend mechanisme’, zegt Matthys. ‘De vraag is of de effecten toe te schrijven zijn aan de specifieke voedingsmiddelen, of gewoon aan het feit dat de kinderen beter doorvoed of gevoed zijn. Je kan daar voor zorgen met vlees en zuivel, die veel voedingsstoffen bevatten in een beperkte portie, maar ook op andere manieren.’