‘Sommige middelen in de biolandbouw zijn schadelijker dan glyfosaat’

De Standaard beoordeelt die bewering in een factcheck slechts als ‘een beetje waar’. Enkele bedenkingen daarbij.

De volledige passage in het opiniestuk, dat ook in De Standaard verscheen, luidt: ‘Bioboeren gebruiken geen chemische pesticiden, wel natuurlijke middelen. Maar natuurlijk is niet per definitie beter of onschadelijk. Verschillende in de biolandbouw toegestane middelen breken trager af, zijn giftiger en schadelijker voor nuttige insecten dan sommige chemische producten, zoals het verguisde glyfosaat.’

Uit toxicologische studies blijkt wel degelijk dat sommige biologische middelen schadelijker zijn. De zogenoemde LD50-waarde is de hoeveelheid product nodig om de helft van een groep proefdieren te doden. Het is een indicatie voor de acute giftigheid van een stof. Hoe lager de LD50, hoe giftiger. Voor glyfosaat is die 2000 tot 5000 milligram per kilogram lichaamsgewicht. Voor het in de factcheck genoemde pyrethrine 200 tot 1500 mg/kg. Voor kopersulfaat: 450 tot 790 mg/kg. Voor het chemische alternatief voor kopersulfaat, mancozeb, is dat 5000 mg/kg.

De quote van toxicoloog Jan Tytgat klopt uiteraard: het is de dosis die telt. Maar de LD50-waarde toont net dat sommige biologische middelen al bij lagere dosissen acuut schadelijk kunnen zijn. Omdat ze minder effectief zijn, is van biologische middelen bovendien soms meer nodig.

Appelen en peren

Het klopt dat de genoemde voorbeelden geen herbiciden zijn. Herbiciden zijn doorgaans minder schadelijk voor mens en dier. In die zin is de vergelijking met glyfosaat niet geheel terecht. Maar worden daardoor echt ‘appelen met peren’ vergeleken’? Is het minder erg wanneer een insecticide of fungicide negatieve effecten heeft, dan wanneer het om een herbicide gaat? Nergens heb ik bovendien beweerd dat in de biolandbouw herbiciden worden gebruikt die schadelijker zijn dan glyfosaat.

Glyfosaat is als voorbeeld gekozen omdat het zwaar onder vuur ligt, terwijl het op een aantal vlakken beter scoort dan sommige biologische middelen. De biobeweging haalt in haar pleidooi voor een verbod ook de milieu-effecten van glyfosaat aan, dat ‘de grond zo dood maakt als een pier’, en wijst (terecht) op de nefaste invloed van chemische pesticiden op het insectenbestand. Terwijl de directe impact van bepaalde biologische middelen net groter kan zijn dan die van glyfosaat en van synthetische alternatieven.

De factcheck haalt terecht de nefaste effecten van kopersulfaat op de bodem aan. Over pyrethrine leren we enkel dat het uit chrysanten komt.  Niet dat het erg schadelijk is voor bijen en andere nuttige of onschadelijke insecten. Dat geldt ook voor andere als voorbeeld doorgespeelde breedwerkende biologische insecticiden, zoals spinosad en azadirachtine.

Preventie

De factcheck wijst er herhaaldelijk op dat de biolandbouw het gebruik van pesticiden uit principe zoveel mogelijk beperkt. Dat schreef ik zelf al: ‘Biolandbouw kan op sommige plaatsen een goede keuze zijn, en een voorbeeld voor de gangbare landbouw, die vaak te kwistig is met kunstmest en pesticiden. De zorg voor de bodemkwaliteit verdient navolging, net als de nadruk op preventie van ziektes en plagen, om gebruik van pesticiden zoveel mogelijk te beperken.’

Dat is hier het punt niet. De vraag is: als de biolandbouw ondanks die principes en preventie naar pesticiden grijpt, kunnen die dan schadelijker zijn dan chemische producten, zoals glyfosaat. Het antwoord is ‘ja’. 

 

Lees hier het originele opiniestuk: Is 100 procent bio wenselijk?

De Factcheck kan je hier lezen (betalend).