Nieuw onderzoek brengt een belangrijke hypothese over het fundament van de menselijke evolutie aan het wankelen.
Typische menselijke eigenschappen, zoals ons relatief grote brein en smalle heupen, verschenen zo’n 2 miljoen jaar geleden voor het eerst bij Homo erectus. De evolutie was het gevolg van een veranderend dieet met meer vlees, luidt een bekende hypothese. Die zogeheten ‘vleeshypothese’ is gebaseerd op paleontologische vondsten. Dierlijke resten uit de tijd van Homo erectus bevatten namelijk meer kerfsporen gemaakt met stenen voorwerpen. De sporen zijn een bewijs van vleesconsumptie door de mens. Maar is hier echt sprake van een relatieve stijging, of gaat het om een confirmation bias, waarbij paleontologen naar dierlijke resten zochten om de standaardhypothese te bevestigen? Een team van Amerikaanse wetenschappers zocht naar antwoorden.
De onderzoekers van de George Washington University (Washington, D.C., VS) verzamelden gegevens van negen belangrijke sites in Oost-Afrika. De data hebben betrekking tot verschillende periodes tussen 2,6 en 1,2 miljoen jaar geleden. In hun analyse keken ze naar meerdere parameters: het totale aantal gevonden botten, het aantal botten met kerfsporen, en hun datering.
In een nieuwe studie besluiten ze dat er geen directe aanwijzingen zijn voor de vleeshypothese. De toename in vondsten met kerfsporen in die periode is volgens hen grotendeels te verklaren doordat onderzoekers er intensiever naar zochten. Volgens de onderzoekers zijn er alternatieve verklaringen voor de evolutie van menselijke eigenschappen. Zo zouden er dankzij het gebruik van vuur meer voedingsstoffen beschikbaar zijn gekomen. Al moet ook die hypothese verder onderzocht worden.