We danken de appel (deels) aan de mammoet

De grote dieren die miljoenen jaren geleden leefden, stuurden het proces richting "onze" gedomesticeerde appel.

De wilde appel is via een bijzonder en deels natuurlijk proces gedomesticeerd. Onderzoekers aan het Max Planck Instituut vonden dat wilde-appelsoorten via natuurlijke selectie steeds groter werden, en zo aantrekkelijker werden voor megafauna. Dat zijn grote dieren die twaalf tot vijf miljoen jaar geleden leefden. Onder meer mammoeten verspreidden de appelpitjes en droegen op die manier bij aan de voortplanting van appelbomen.

Tijdens de laatste ijstijd, tot 15.000 jaar geleden, raakten de diverse soorten geïsoleerd. De genetische verspreiding nam af. Die werd later door de mens terug in gang gezet. De onderzoekers vonden bewaarde zaadjes van diverse soorten wilde appels op sites verspreid over Eurazië. De sites vielen samen met de zijderoute, een handelsroute door Centraal-Azië die China verbond met het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied. De genetisch gediversifieerde appels werden vervolgens gekruist en geënt. Daarmee maakte de mens het domesticatieproces verder af.

Het onderzoek biedt een andere kijk op domesticatieprocessen van vruchten en gewassen. Meestal ging het om langdurige en bewuste processen. Die modellen negeren vaak de voorgeschiedenis van de plant. In dit onderzoek hadden invloeden vóór het tijdperk van de mens net een centrale rol. In feite vormden zij de grondslag van het daadwerkelijke domesticatieproces.