Welke impact hebben media en zelfverklaarde voedingsexperts op ons eetgedrag? Hoe kunnen voedingsdeskundigen effectiever communiceren over gezonde voeding? Dat willen Vlaamse wetenschappers uitzoeken. Maar moet dat samen met de voedingsindustrie?
Heeft Kris – ‘De Voedselzandloper’ – Verburgh zijn volk echt havermoutpap leren eten? Zitten Verburgh en Pascale Naessens met hun koolhydraatarme kost voor iets tussen de teruglopende broodverkoop? En gaan we anders eten door allerlei onheils- of hoeraberichten over voeding in de media, zoals ‘Chocolade goed voor het brein’ of ‘Veel melk verhoogt kans op kanker’?
Het InFlood-project, dat gisteren werd afgetrapt, wil dat uitzoeken. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), heeft er ruim 2 miljoen euro voor veil. Wetenschappers willen precies in kaart brengen wie de invloedrijkste goeroes zijn, wat ze verkondigen en of dat ons consumptiegedrag beïnvloedt. De volgende stap is proberen de communicatieve succesrecepten van de zelfverklaarde experts toe te passen op wetenschappelijk onderbouwd voedingsadvies. ‘We willen onderzoeken hoe we dat advies op een effectieve manier tot bij de consument krijgen’, zegt communicatiewetenschapper Charlotte De Backer (UAntwerpen) , die het project leidt. Dat moet onder meer leiden tot de oprichting van een nieuw multimediaal platform voor betrouwbare informatie over voeding: FOODIE (Food Infotainment Education).
'De motieven van de onderzoekers mogen dan wel nobel zijn, ik betwijfel of de voedingsindustrie dezelfde doelen heeft.'
Dat ook de voedingsindustrie bij het project betrokken is, roept vragen op. ‘De motieven van de onderzoekers mogen dan wel nobel zijn, ik betwijfel of de voedingsindustrie dezelfde doelen heeft’, zegt voedingsexpert Patrick Mullie (VUB).
Onder meer de Federatie van Vleeswarenproducten (Fenavian), de Federatie van de Voedingsindustrie (Fevia), de Federatie van Grote Bakkerijen België (FGBB) en de Belgische Confederatie Zuivel (BCZ) zijn partners. De Backer benadrukt dat de industrie geen inspraak zal hebben in de informatie op het online platform. ‘Dat laten we over aan expertorganen zoals de Hoge Gezondheidsraad en Het Instituut Gezond Leven (dat de voedingsdriehoek opstelt, red.).’
‘Maar het project heeft ook een economisch doel’, verduidelijkt De Backer. ‘Het wil de communicatie van de voedingsindustrie verbeteren. Hoe positioneren zij hun producten te midden van al die conflicterende en vaak foutieve informatie over voeding? Dat is ook in het belang van de consument, die gebaat is bij heldere en transparante communicatie.’
‘Geen vleespromotie’
De populaire ‘exclusiediëten’, die focussen op het mijden van bepaalde producten, spelen ook de voedingssector parten. Het projectvoorstel vermeldt onder meer de terugvallende brood- en vleesverkoop, en de toenemende populariteit van suikervrije en zuivelvrije diëten.
Het project heeft als doelstelling de terugval in de omzet van de vleessector met de helft te verminderen. De jaarlijkse consumptie van vlees is immers gedaald van 23,7 kilogram per persoon in 2008 tot 17,5 kilogram in 2017. Doel is om ‘bedrijven in de sector te steunen en te inspireren om mee te blijven met innovaties zoals hybride producten (een mix van vlees en plantaardige eiwitten), hun assortiment uit te breiden met vegetarische alternatieven of meer in te zetten op minder vlees van hogere kwaliteit, voor een hogere prijs.'
In 2017 stelde Flanders’ Food, het innovatieplatform van de voedingssector en ook partner in dit dossier, het ConsuMeat-project voor. Dat moest ‘het imago van de vleessector opschroeven.’ De ‘steeds duidelijkere trend richting minder vlees eten’ werd als een ‘verontrustend signaal’ omschreven. ConsuMeat raakte niet uit de startblokken na protest in de media van onder meer Bond Beter Leefmilieu en EVA, de organisatie achter Donderdag Veggiedag.
Fenavian liet zich bij de lancering van de nieuwe voedingsdriehoek nog bijzonder kritisch uit over de boodschap tot vleesmatiging die erin vervat zit. ‘De sectorfederatie stelt zich ernstige vragen bij zowel de inhoud als de vorm van het model en het proces waarmee de nieuwe voedingsdriehoek werd ontwikkeld’, liet directeur Anneleen Vandewynckel optekenen in Het Nieuwsblad. ‘Vlees is een belangrijke bron van hoogwaardige eiwitten, ijzer, aminozuren, zink, selenium, vitamine B12 en vitamine D. Het is een zeer krachtig product dat hier lokaal geteeld en verwerkt wordt. Er wordt ook geen rekening gehouden met het cultureel patrimonium, het ambacht en vakmanschap van de boeren die overal te lande dieren kweken om vlees van de beste kwaliteit te kunnen leveren.’
Heeft de sector nu het geweer van schouder veranderd? ‘Wij zijn niet tegen innovatie of plantaardige producten. Verschillende van onze leden zijn daar al mee bezig’, verduidelijkt Vandewynckel. ‘Wij willen niet dat mensen massaal veel vlees eten, maar de berichtgeving over vlees is vaak extreem negatief. Wij vragen nuance. De ecologische voetafdruk van lokaal varkensvlees is niet dezelfde als die van Argentijns rundvlees. Plantaardige producten zijn niet per definitie gezonder en vaak sterker bewerkt dan gekookte ham. Laat ons het kind niet met het badwater weggooien. We juichen elk initiatief toe dat ons helpt onze producten af te stemmen op wat de consument wil.’
‘Het doel van InFlood is niet de vleesconsumptie te doen stijgen’, verzekert De Backer. ‘Inzetten op vegetarische alternatieven is een uitdaging van de sector, die een heldere en transparante communicatie vereist. Ja, we streven naar verbetering van de omzetcijfers, maar niet via de verkoop van meer vlees.’
Verwarde consument
Fevia vroeg zich in een reactie op de voedingsdriehoek nog af ‘op welke wetenschappelijke basis zogenaamde ‘ultrabewerkte voeding’ in het vizier genomen wordt’ en liet weten ‘de negatieve benadering van heel wat productgroepen te betreuren’.
Nick Deschuyffeleer, Food Policy Manager bij Fevia, ziet geen tegenstrijdigheid tussen de kritiek op de voedingsdriehoek en deelname aan het InFlood-project. ‘De overvloed aan vaak tegengestelde informatie verwart de consument en bemoeilijkt een bewuste keuze. Ook de manier waarop bepaalde boodschappen uit de voedingsdriehoek in de pers kwamen, was verwarrend. Wij zijn dan ook voorstander van een onafhankelijk kennisplatform als tegengewicht voor foute informatie over de producten van onze leden, zoals brood, melk, vlees en suiker.’
Als de sector bewuste keuzes mogelijk wil maken, zou het dan niet veel effectiever zijn om werk te maken van duidelijke verpakkingen, die producten niet gezonder doen lijken dan ze zijn, door er fruit en noten op af te beelden die er nauwelijks in zitten, of door calorieën weer te geven voor onrealistisch kleine porties? ‘Verpakkingen mogen niet misleiden’, zegt Deschuyffeleer. ‘We moeten zoeken naar een balans tussen marketing en informatie. Op weinig producten vind je zoveel informatie als op het etiket van voedingsproducten. Zo moeten onze bedrijven verplicht het percentage weergeven van de vruchten op de verpakking, en de samenstelling per 100 gram of 100 milliliter. De informatie die we via verpakkingen bezorgen, blijft een bezorgdheid voor onze sector.’
Samenwerken
Eén van de doelen van InFlood is het opstellen van een databank met invloedrijke mediafiguren, waar ook de voedingssector toegang toe heeft. De grens tussen het ontkrachten van foute informatie, het minimaliseren van negatieve gezondheidseffecten of het overdreven in de verf zetten van positieve effecten is vaak dun. Wat garandeert dat de voedingsbedrijven de verworven kennis en contacten niet inzetten om boodschappen te verspreiden die vooral hun eigen belangen dienen? ‘Dat kunnen we niet garanderen’, zegt De Backer. ‘Maar dat is geen reden om dit project niet uit te voeren. Het gebeurt wel vaker dat kennis die voortvloeit uit onderzoek kan worden misbruikt door mensen met slechte bedoelingen. Bovendien is de promotie van voeding die zich buiten de voedingsdriehoek in de categorie ‘zo weinig mogelijk’ bevindt, erg succesvol. Wij zullen daar dus meer van leren dan omgekeerd.’
'Samenwerken met de industrie is misschien naïef, maar het proberen waard'
‘Wij willen de polarisering rond voeding tegengaan en samenwerken met iedereen’, zegt De Backer. ‘We geloven niet dat kritiek en vingerwijzen tot verandering in voedselconsumptie kan leiden. Als we er zouden in slagen de succesvolle communicatie van de voedselgoeroes te gaan toepassen op evidence-based informatie, en we kunnen de industrie meekrijgen, dan kunnen we misschien écht iets veranderen. Misschien is dat naïef, maar het is het proberen waard.’