Binnenkort mag een vleesvervanger misschien niet langer ‘worst’ of ‘steak’ heten, omdat dat ‘misleidend’ zou zijn. Het is ironisch dat die bezorgdheid komt van een sector die zelf niet vies is van een beetje misleiding, vindt Eos-redacteur Dieter De Cleene.
Stel je voor. Je gaat naar de supermarkt voor een sappige steak of lekkere worst, en komt abusievelijk thuis met een dier- en milieuvriendelijker, vegetarisch alternatief. Je wenst het niemand toe. Gelukkig maakt het Europees Parlement binnenkort mogelijk een einde aan deze horror. Wellicht op 19 oktober stemmen de parlementsleden over een voorstel om namen zoals ‘burger’, ‘worst’ of ‘steak’ alleen nog voor vleesproducten toe te staan.
Vleesvervangers krijgen nu vaak de naam van het vleesproduct dat ze proberen te imiteren. Worsten, burgers, steaks, schnitzels en nuggets: het vegetarische gamma is de voorbije jaren spectaculair gegroeid. Het ziet eruit en smaakt als een burger, maar het is vegetarisch? Een vegetarische burger. Logisch? ‘Misleidend!’, vinden landbouworganisaties en de vleessector.
Je wilt al die getraumatiseerde carnivoren die zich ondanks een doorgaans aparte rayon en duidelijke verpakking hebben miskocht niet te eten geven. Alhoewel. Test-Aankoop ontvangt geen klachten. De retailvereniging Comeos heeft geen zicht op het aantal gedupeerden. Bij de FOD Economie? Geen klachten. Over welk probleem hebben we het hier eigenlijk?
Welzijn centraal
De bezorgdheid om de verwarde consument is aandoenlijk, zeker wanneer die komt van een sector die zelf niet vies is van een beetje misleiding. Zo informeert het Vlaamse Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (Vlam) jongeren met de educatieve brochures Vlees, van in de wei tot op je bord, terwijl het gros van ons vlees afkomstig is van kippen en varkens die alleen een wei zien wanneer ze op weg zijn naar het slachthuis.
‘De Belgische vleessector plaatst dierenwelzijn steevast centraal’, zo stellen de Boerenbond en de vleessector op vlees.be de om dierenleed bekommerde consument gerust. Wat betekent dat in de praktijk?
Een studie van het Instituut van Landbouw- en Visserijonderzoek (Ilvo) – toch niet bepaald de studiedienst van Animal Rights – stelde vast dat ongeveer de helft van de onderzochte vleeskippen door de snelle groei last had van kreupelheid. Ruim driekwart van de dieren leed aan voetzoollaesies, een soort brandwonden op de voetzolen door met mest bevuild strooisel.
'Dierenwelzijn staat ‘centraal’ voor zover het economisch haalbaar is'
Europese wetenschappers stelden vast dat boven een dichtheid van 25 kilogram per vierkante meter (ongeveer 10 kippen), welzijnsproblemen bij vleeskippen fors toenemen. Maar de maximale bezetting werd vastgelegd op … 33 kilogram, en met extra maatregelen zelfs op 42 kilogram. Uit een andere Ilvo-studie blijkt dat tijdens het transport naar het slachthuis 3 procent van de kippen een breuk oploopt. Op 300 miljoen geslachte Belgische kippen per jaar geeft dat 9 miljoen dieren met breuken.
Varkens verdoven met CO2 is volgens experts van de Europese voedselautoriteit EFSA ‘pijnlijk en stresserend’, net als kippen bij bewustzijn omgekeerd aan de slachtlijn hangen. Het zijn beide standaardpraktijken. Iets meer dan drie procent van de varkens sterft nog voor de tijd om ze te slachten is aangebroken. In de kalverhouderij kan die zogenoemde ‘uitval’ nog hoger oplopen.
Dierenwelzijn staat ‘centraal’ voor zover het economisch haalbaar is. Dat is uiteraard een gedeelde verantwoordelijkheid. Maar het betekent zeker niet dat welzijn ‘verzekerd’ is, zoals de sector beweert. Wie misleidt hier wie?
Koe als boeman
In lijn met de adviezen van nationale en internationale wetenschappelijke instanties beveelt de vernieuwde voedingsdriehoek aan om matig te zijn met rood en vooral bewerkt vlees. ‘Onrust en verwarring zaaien’, is dat volgens koepelorganisatie Fenavian. Niet gespeend van enige zin voor dramatiek wijzen de vleeswarenproducenten de experts achter de driehoek bij de lancering op hun ‘verpletterende verantwoordelijkheid voor kwetsbare groepen in de bevolking, die door een gebrekkig model niet de juiste nutriënten zullen krijgen’.
Kan het belang van vlees voor onze gezondheid nauwelijks worden overschat, de impact van de veehouderij op milieu en klimaat kan niet genoeg worden geminimaliseerd. ‘Laten we stoppen met op vlees te focussen’, klinkt het bij de Europese vereniging van vee- en vleeshandelaars. ‘Koeien afschilderen als de grote klimaatboeman leidt de aandacht af van andere, grote probleemsectoren’, lees je op vlees.be. ‘Het is simpelweg fout om te stellen dat de planeet gered kan worden door geen vlees meer te eten.’
Dat zal best, maar het neemt niet weg dat de impact van de veehouderij op ons landgebruik, het milieu en het klimaat aanzienlijk is, en een reductie van onze vleesconsumptie een deel van de oplossing voor die problemen. Het IPCC wijst in zijn rapport over de relatie tussen landgebruik en klimaat op het potentieel van een aangepast voedingspatroon – dat daarom niet helemaal vegetarisch hoeft te zijn – om onze uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Een verminderde vleesconsumptie is volgens een recente publicatie in Nature een van de noodzakelijke maatregelen om ons landgebruik te beperken en de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen. Er is niet veel slechte wil voor nodig om in de communicatie van de sector een poging te zien om die transitie niet al te snel te laten verlopen.
Sojacilinder
Verschillende studies tonen aan dat veel mensen achter de redenen om minder vlees te eten staan. Ze vinden vlees alleen te lekker, en denken dat (meer) plantaardig eten te veel gedoe is. Geen wonder dat de producenten van vleesvervangers aan hun producten sleutelen om ze zo goed mogelijk op vlees te laten lijken, en ze een naam geven die de consument duidelijk maakt wat hij kan verwachten. Zou het kunnen dat de landbouw- en vleessector ook beseffen dat smaak en gemak doorslaggevend zijn, en daar een stokje voor proberen te steken? Probeer maar eens een sojacilinder aan de man te brengen.
De vleesboeren hebben een punt als ze zeggen dat de kwaliteit van die alternatieven vaak te wensen overlaat. Ze bevatten vaak te veel vet en zout en te weinig eiwit en vitamines. Maar dat los je niet op door een burger een schijf te noemen. In plaats van de Nestlé’s en Unilevers tot taalkundige spitsvondigheden te drijven, zouden beleidsmakers beter de kwaliteit van hun producten reguleren. Zo stelde de Nederlandse hoogleraar voedingsleer Martijn Katan voor om producenten te verplichten vitamines zoals B12 toe te voegen. Daar zou de Europese (veggie)burger meer bij gebaat zijn.
Dit stuk verscheen eerder ook in De Standaard.